maandag 30 maart 2009

Over stagewerk, voedsel en eilanden

Hey folks at home,

Afgelopen 2 weken werden beheerst door stagewerkmonster. Al grommend en grollend kwam het dichterbij. Zijn aanwezigheid deed de zon minder hard schijnen en donderwolken vormden zich aan de horizon. Zoals het koene geneeskunderidders betaamt, gingen we het niet uit de weg. Klavieren ratelden, nachten sneuvelden en de printer van pater Eugene spuwde de resultaten tussen de preken door. Dit alles al dan niet met de zegen van onze Belgische promotors.
Het beest is nu getemd, laat er ons geen woord of alinea meer vuil aan maken.

De weken gynaecologie, verloskunde en obstetrie slepen zich voort. Het is een beetje als vissen in het kanaal Roeselare-Ooigem: uren wachten voor een magere vangst. Waarschijnlijk hebben de Fortisaandelen momenteel een hogere return-on-investment dan ons verblijf hier.
Gelukkig worden mijn wachten opgevrolijkt door de immer stoere dr. Arcellano: chief-resident OB/Gynae en met een paar losse schroeven in de bovenkamer. Ze ontpopt zich in de late uurtjes tot de beter cocktailshakerster. Koffie met whisky en een mix van appelsien- en mandarijnensap met wodka doen de wijzers van de klok iets sneller ronddraaien.
Om de pret volledig te maken hebben ze me onlang typische pinoy-gerechten geserveerd. Een volledig varkenshoofd stond op het menu. Ik kan jullie zeggen dat de wangen en de gezichtzenuwen best wel smaken. De oogbol viel ook wel mee, maar voor de neus en oren pas ik de volgende keer. Iets te taai als je het me vraagt.
Als dessert kwam de berucht Balud ten tonele: een 1 week oud eendenembryo dat gekookt wordt in zijn schaal. Het eendje zelf ziet er niet uit, maar smaakt wel nog (niet stilstaan bij de botjes die kraken tussen je tanden is de boodschap). Het eigeel is een caloriebom, maar van de vruchtzak moest ik walgen. Wit, hard en smakend naar de doorsnee michelinband.

Dit weekend was het tijd voor ontspanning. De bus op richting de kust van Alaminos. Op 15 minuutjes varen, begint er het 100 islands national park. Een hoop schattige eilandjes die als notendoppen op het water liggen. Als getrainde eilandhoppers deden we het ene na het andere eiland aan. Hoogtepunt vond ik persoonlijk het Marcoseiland. Je kon er van 4 meter hoog in het warme water van grot springen. Fijne ervaring. Verder verstreek de tijd met het genieten in horizontale positie van de blauwe lucht, warme water en witte zandstrand.

Tot blogs
Lieven

donderdag 19 maart 2009

Sagada, Bontoc, Banaue en Hapo: Stearways to heaven.

Hoi Blogminnende Medemens!

Dit weekend was het zover, we bezochten het Achtste Wereldwonder: de millenniaoude rijstterrassen van de Ifuago in de Bergprovincies. Meteen ook het tweede thuis van onze favoriete Belgische pater in Baguio: pater Eugene. 30 jaar heeft hij doorgebracht in en rond deze bergprovincie. Naast een ruime woordenschat aan Iloquano, leerde hij er ook de streek kennen als zijn broekzak. Een betere gids konden we ons dus niet inbeelden.

Pater Eugene laadde ons op vrijdagmiddag in zijn camionette samen met Dennis (broer van Tina), Jos (een vriend van pater Eugene die bij hem op bezoek is) en 3 flessen goeie wijn. 7 uren slingeren doorheen bergpassen later kwamen we aan in Sagada. De sfeer zat er goed in en verbeterde alleen maar in de Yoghurt, een plaatselijk restaurantje dat alle smaakpapillen stretchte.

Op zaterdagmorgen bezochten we in een blitstempo de Hanging Coffins. Zoals de naam het zegt: hangende kisten aan stijle wanden. Vreemd gebruik waarvan niet veel meer rest. Er worden geen nieuwe kisten meer bijgehangen en de oude exemplaren werden grotendeels verwijderd omdat ze uiteen vielen.
Daarna was het tijd voor dé atractie in Sagada: de grotten. De dapperen onder ons waagden zich aan de 2 uur durende trektocht doorheen de grot. 2 gidsen verlichten het pad tussen de vleermuizenkak en heldere grottenwater. De tocht eindigde bij een ondergrondse zwempoel. Diep onder de grond, enkel verlicht door een gaslantaarn namen we een duik in het ijskoude water.
Nat en vermoeid van het klim- en klauterwerk bereikten we de oppervlakte.

Na een korte tussenpauze om te eten en de Sagadaweverij te bezoeken, zette pater Eugene weer zijn voet op de gaspedaal en stoven we naar Bontoc. Daar bezochten we het plaatselijke museum. Met verruimde kennis over de Ifuago en hun levenswijze trokken we nu richting Banaue. Ondertussen veranderden de bergen rondom ons trapsgewijs in rijstterrassen.
Camera’s flitsten onophoudelijk in de viewpoints, maar Pater Eugene’s ‘we hoan hoan hoan’ en ‘tis tit tat tut is’ hield het tempo in de reis. Het schoonste moest toch nog komen. Wisten wij veel.

De onverharde weg, waarover beken liepen die de lagerliggende rijstterrassen van water voorzien, kwam abrupt tot een einde door een landslide. Een rotsformatie was afgebrokkeld en versperde de weg. We hadden echter geluk: een kraan was al bezig de grootste brokken te verpulveren en een kwartier later kwam een gigantische bulldozer de handel over de rand kieperen. ’t Leverde spectaculaire beelden op. Na een uurtje vlamde het grijze busje over het vrijgemaakte pad verder.

Eenmaal aangekomen in Banaue werd het jachtseizoen voor souvenirs geopend. Wat later vervoegden Nell en haar ouders ons voor het avondmaal. De flessen wijn sneuvelden en de sfeer zat nog steeds goed.
In de ochtend bleek het weer ons niet mee te zitten. Mist en regen probeerden ons zicht te bederven. We gaven niet toe en reden naar Hapo. Daar leidde pater Eugene ons tussen de rijstterrasjes. Ik zou het jullie graag beschrijven, maar woorden komen tekort. Kijk naar de foto’s en bedenk ondertussen dat het allemaal nog duizendmaal indrukwekkender is in het echt.
De wandeling eindigde bij de hotsprings. Dat het water naar rotte eieren rook, kon me niet beletten er een duik in te nemen.

Na een avondmaal in het Banauehotel, een mastodont die schril afsteekt tegen de kleine dorpjes die het omringen, reden we terug naar Baguio.
Onderweg stopten we in een pastorij om Jos te droppen. Onmiddellijk werd ons koffie en gebak aangeboden. Aan de muur ontdekten we een foto van Belgische missionarissen genomen in 1975. De streek zat er destijds verheven van de Vlamingen.

Na dit weekend is het meteen back to reality. Stagewerken dien afgewerkt te worden, stagemappen ingevuld, duty’s gedraaid en tussen de rijst en noodles door moet een beroepskeuze gemaakt worden.
’t Wordt 2 weken door de zure appel heen bijten.

Lieven

dinsdag 10 maart 2009

Only in the Philippines

Hallo waarde thuisblijvers en co!

“Like sands through the hourglass, so are the days of our lives” En zo hebben we ook de 8ste week Filippijnen alweer achter de rug!

Deze week werd gekenmerkt door het begin van een nieuwe stage: Gynaecologie/verloskunde/obstetrie.
De confrontatie met de realiteit was een slag in het gezicht: 6 residents, 4 interns, 9 clerks en nu ook 3 belgen zitten er te wachten op patiëntes. Gemiddeld liggen er 5 tot 7 dames met hun ongemakken of vers geboren kinderen (een pleonasme als je het mij vraagt) op de gang…
Maar goed, toch al mogen assisteren bij een zalige operatie: Bilaterale ovariële teratoma’s! Eat your heart out, Belgian fellow students!

Deze week was het de laatste week van het flowerfestival (’t was nog maar een maand bezig). Alle registers werden dan ook opengetrokken. Session road (zowat de broadway van Baguio) was de ganse week afgesloten en stond propvol kraampjes.
Naast mezelf op regelmatige tijdstippen vol te proppen met lokale rommel, werden ook menig souvenir aangeschaft.
Uiteindelijk werd op zondag met een gigantisch vuurwerk die een zotte apotheose had, het festijn afgesloten.

Dat de kost van het vuurwerk waarschijnlijk volstond om een lokaal ziekenhuis 1 week gratis te laten draaien: Only in the Philippines…
Dat de pfannenstiel-insnede enkel voor de betalende patiëntes wordt gereserveerd: Only in the Philippines…
En dat dat ethische bezwaren zijn waarover enkel een groep niets-betekende Belgische studenten struikelt: Only in the Philippines…
Een plaats waar extremen naast elkaar bestaan: Only in the Philippines...

Nog altijd:
Lieven

maandag 2 maart 2009

Heaven is a place on earth

Hallo,

Stilte voor de storm op deze blog. De stilte hebben jullie gehad, nu de storm in de vorm van een razend lang verslag van mijn doen en laten de afgelopen week. Zoals in vorig bericht aangekondigd, zijn we er voor een week op uitgetrokken. Eerst 6 dagen op het eiland Palawan doorgebracht. Daarna vanuit Clark Mount Pinatubo beklommen. Zondag hebben we afgerond in ons aller eigenste Baguio, waar het flowerfestival zijn afsluitend weekend hield.

Na het afscheid op de dienst pediatrie (‘k heb er geen traantje bij weggepinkt…) trokken we vrijdag alle 8 rechtstreeks naar de bushalte in Baguio. Een rit van 7 uur bracht ons naar Manila. Naast de toch wel fenomenaal slechte film (underworld), stond de airco op de bus koud genoeg om de doorsnee belg in zijn dikke trui te jagen.

In Manila overnachtten we in het stulpje van de Scheutisten (u raadt het vast, onze Baguiaanse rots in de branding heeft ons weer een duwtje in de goede richting gegeven. Waarvoor dank!). Dat de tuin vol vechthanen zat, deed niet af aan de rust die de ruime kamers ons boden.

Zaterdagmorgen bracht Cebu Pacific ons van Nino Aquino International Airport 3 naar Puerto Princesa, provinciehoofdstad van Palawan. Geen tijd daar verloren, meteen de bus in richting het afgelegen El Nido in het noorden van dit paradijselijke eiland. De weg ernaartoe was adembenemend… Palmstranden, bergen en jungle kruisten de slingerende weg die door ons bereden werd. Af en toe een gehucht passerend: niet meer dan wat bamboehutten met rieten wanden en palmbladerdaken gelokaliseerd rondom een schamele sarisari. Terwijl het GSM-netwerk verdween gingen de ogen open.
Genieten.

Eenmaal in El Nido aangekomen, bleek niemand zijn Van Dale bij te hebben waardoor er wat verwarring ontstond bij de definitie ‘zicht op zee’. Maar wie zoekt die vindt en zo eindigde deze queeste naar een geschikte slaapplaats in een bamboehut met terras en (90°) zicht op zee. En paradijselijk was het zeker! Witte stranden, doorzichtig water en eilandjes in de verte. Nodeloos te zeggen dat dit alles zich afspeelt onder strakblauwe hemel in een verzengde temperatuur (waar de airco korte metten mee maakte gedurende de nacht).

De volgende dag trokken we er met Banca’s op uit. Deze zeewaardige schuiten met bijhorende Aziatische bemanning brachten ons naar sprookjesachtig lagunes en verlaten witte stranden waar koraalriffen het zwemmen in zee zoveel interessanter maakt. En geluk hadden we! Tussen de massaal aanwezig bontgekleurde vissen dook plots een zeeschildpad op. Meer dan een halve meter in doorsnede en rustig happend van het koraal.
Tijdens de middag roosterden de bootjesmannen ‘levende verse’ vis op geïmproviseerde kampvuurtjes. Samen met wat rijst, groentjes en vers fruit, verorberden we die dan onder de palmbomen. Hemels.

Op maandag stond een stevig stukje klifklimmen op het programma. Messcherpe rotsen en toestanden die je verzekering niet dekken, maar ’t was de moeite meer dan waard.
In de namiddag nog wat eilandhoppen om dan op een verlaten eiland van de ondergaande zon, lekker geroosterde vis en een kampvuur te genieten. Ons afscheid van El Nido was een schot in de roos.

Volgende stop op ons reis door Palawan was Sabang, bekend omwille van zijn Underground River. De langste in de wereld en dingt mee in de strijd voor één van de nieuwe zeven wereldwonderen… Op zich wel nog indrukwekkend, hoewel de commentaren van de gids toch wel wat niveau misten. “On the left, you can see a stalactite shaped as a banana: we are now entering the fruit and vegetables section”. En zo ging dat 45 minuten door.
Op de terugweg de monkeytrail gedaan. Les die we daaruit geleerd hebben: trek geen foto’s van makaken met flits, ze worden daar nogal agressief van…

Eenmaal terug in Puerto Princesa bezochten we er de Crocodile farm en de Butterfly garden om de dag te vullen. Een sterk staaltje Filippijnse logica in de Crocodile farm: “We are a governmental farm: we breed crocodiles to save the species, not for their skin or organs. When the crocodiles are big enough, we sell them to other farms who will kill and sell them”. Mis ik iets?

Onze laatste dag op Palawan brachten we door in Honda Bay. Niets met het automerk te maken, maar wel weer een ideale plaats om te eilandhoppen. Ditmaal voldeden de eilandjes echt wel aan de bounty-strand voorwaarden. De vissen waren er zo mak als iets doordat de vele toeristen er brood aan voederen. Je werd er letterlijk omgeven door de vissen.

We verlieten dit eiland met pijn in hart om onze reis verder te zetten te noorden van Manila, in Clark. Tot ’91 was dit een Amerikaanse luchtmachtbasis. De Pinoy’s hadden het echter gehad met de Yankees en hadden het contract van de basis niet meer verlengd. De Amerikanen trokken zich echter vlugger terug nadat in ’91 de Mount Pinatubo na 600 jaar weer tot leven kwam. Naast 350 doden bracht deze vulkaanuitbarsting ook voor miljoenen schade toe aan Amerikaanse toestellen. Na grondig onderzoek, bleek Al Qaida er voor niets tussen te zitten.
De vulkaan is nu tot rust en was het doel van onze trip. Daarvoor moesten we een nacht doorbrengen in Angeles, een dorpje aan de checkpoint of hoofdingang tot Clark. De Amerikaanse soldaten, die koene ridders die moraal en zeden over de wereld verspreiden, kwamen er destijds hun vleselijke lusten bekoelen. Nu staat het dorpje bekend als ‘city of friendship’. Het straatbeeld wordt er bij het vallen van de avond beheerst door dikke, oude, blanke mannen die zonder veel poeha op straat staan te onderhandelen over de prijs van nachtelijk gezelschap. In plaats van fruit en snacks verhandelen de venters er Cialis en Viagra.
Tijdens het drinken van een pintje in een redelijk normaal uitziend café (er stonden toch geen halfnaakte dames te schreeuwen aan de deur dat we er binnen moesten) konden we er derde-rangs amerikanen horen onderhandelen: 500 tot 1000 pesos voor een nacht met een Filippijnse vrouw. Toen de zoveelste Filipina bot ving bij mij, gaf mijn halfbeschonken buurman een wijze raad: “you’ve got to talk to them or they’ll lose interest in you”. Fijn om dat te weten, zielepoot...
De meest triestige stad die ik ooit gezien.

Vroeg in de ochtend pikte onze gids ons op voor de trektocht naar de krater van de vulkaan. Eerst 3u in een 4x4, waarvan het laatste uur doorheen het desolaat landschap rondom de vulkaan. Daarna een ‘wandeling’ van 45 minuten naar de top. Best wel de moeite. Een vreemdsoortig blauw water vult nu de krater. Op de weg ernaar toe kan je in verschoven stukken grond de aslaag duidelijk zien zitten. De rivieren zien geel van de sulfer.

De laatste dag van onze vrije week brachten we door in Baguio. Het was niet simpel om er te geraken, gezien de bussen vol zaten met mensen die de afsluiter van het bloemenfestival wilden meemaken.
Het was inderdaad de moeite. Praalwagens vol bloemen werden afgewisseld met kleurrijke dansers en koperblazers. De omstanders gingen pas echt door het lint toen een praalwagen met daarop een BP (bekende pinoy) passeerde. De stad zelf was overvol. De hotels zaten vol en op elk stukje groen stond een tent van een festivalganger.

Zo, dit is een (lange) notendop wat er afgelopen week allemaal gebeurd is. ‘k Zou nog veel meer kunnen schrijven, maar trop is teveel. Voor zij die er toch niet genoeg van hebben, ik verwijs jullie graag door naar de foto’s of naar de blogs van de anderen.
’t Was in elk geval een enorme belevenis en ik kan het iedereen aanraden.

Morgen begin ik op gynaecologie. Een nieuw avontuur kondigt zich aan.

Tot later