Hallo,
Stilte voor de storm op deze blog. De stilte hebben jullie gehad, nu de storm in de vorm van een razend lang verslag van mijn doen en laten de afgelopen week. Zoals in vorig bericht

aangekondigd, zijn we er voor een week op uitgetrokken. Eerst 6 dagen op het eiland Palawan doorgebracht. Daarna vanuit Clark Mount Pinatubo beklommen. Zondag hebben we afgerond in ons aller eigenste Baguio, waar het flowerfestival zijn afsluitend weekend hield.
Na het afscheid op de dienst pediatrie (‘k heb er geen traantje bij weggepinkt…) trokken we vrijdag alle 8 rechtstreeks naar de bushalte in Baguio. Een rit van 7 uur bracht ons naar Manila. Naast de toch wel fenomenaal slechte film (underworld), stond de airco op de bus koud genoeg om de doorsnee belg in zijn dikke trui te jagen.
In Manila overnachtten we in het stulpje van de Scheutisten (u raadt het vast, onze Baguiaanse rots in de branding heeft ons weer een duwtje in de goede richting gegeven. Waarvoor dank!). Dat de tuin vol vechthanen zat, deed niet af aan de rust die de ruime kamers ons boden.

Zaterdagmorgen bracht Cebu Pacific ons van Nino Aquino International Airport 3 naar Puerto Princesa, provinciehoofdstad van Palawan. Geen tijd daar verloren, meteen de bus in richting het afgelegen El Nido in het noorden van dit paradijselijke eiland. De weg ernaartoe was adembenemend… Palmstranden, bergen en jungle kruisten de slingerende weg die door ons bereden werd. Af en toe een gehucht passerend: niet meer dan wat bamboehutten met rieten wanden en palmbladerdaken gelokaliseerd rondom een schamele sarisari. Terwijl het GSM-netwerk verdween gingen de ogen open.
Genieten.
Eenmaal in El Nido aangekomen, bleek niemand zijn Van Dale bij te hebben waardoor er wat verwarring ontstond bij de definitie ‘zicht op zee’. Maar wie zoekt die vindt en zo eindigde deze queeste naar een geschikte slaapplaats in een bamboehut met terras en (90°) zicht op zee. En paradijselijk was het zeker! Witte stranden, doorzichtig water en eilandjes in de verte. Nodeloos te zeggen dat dit alles zich afspeelt onder strakblauwe hemel in een verzengde temperatuur (waar de airco korte metten mee maakte gedurende de nacht).
De volgende dag trokken we er

met
Banca’s op uit. Deze zeewaardige schuiten met bijhorende Aziatische bemanning brachten ons naar sprookjesachtig
lagunes en verlaten witte stranden waar koraalriffen het zwemmen in zee zoveel interessanter maakt. En geluk hadden we! Tussen de massaal aanwezig bontgekleurde vissen dook plots een zeeschildpad op. Meer dan een halve meter in doorsnede en rustig happend van het koraal.
Tijdens de middag roosterden de bootjesmannen ‘levende verse’ vis op geïmproviseerde kampvuurtjes. Samen met wat rijst, groentjes en vers fruit, verorberden we die dan onder de palmbomen. Hemels.
Op maandag stond een stevig stukje klifklimmen op het programma. Messc

herpe rotsen en toestanden die je verzekering niet dekken, maar ’t was de moeite meer dan waard.
In de namiddag nog wat eilandhoppen om dan op een verlaten eiland van de ondergaande zon, lekker geroosterde vis en een kampvuur te genieten. Ons afscheid van El Nido was een schot in de roos.
Volgende stop op ons reis door Palawan was Sabang, bekend omwille van zijn Underground River. De langste in de wereld en dingt mee in de strijd voor één van de nieuwe zeven wereldwonderen… Op zich wel nog indrukwekkend, hoewel de commentaren van de gids toch wel wat niveau misten. “On the left, you can see a stalactite shaped as a banana: we are now entering the fruit and vegetables section”. En zo ging dat 45 minuten door.
Op de terugweg de monkeytrail gedaan. Les die we daaruit geleerd hebben: trek geen foto’s van makaken met flits, ze worden daar nogal agressief van…
Eenmaal terug in

Puerto Princesa bezochten we er de Crocodile farm en de Butterfly garden om de dag te vullen. Een sterk staaltje Filippijnse logica in de Crocodile farm: “We are a governmental farm: we breed crocodiles to save the species, not for their skin or organs. When the crocodiles are big enough, we sell them to other farms who will kill and sell them”. Mis ik iets?
Onze laatste dag op Palawan brachten we door in Honda Bay. Niets met het automerk te maken, maar wel weer een ideale plaats om te eilandhoppen. Ditmaal voldeden de eilandjes echt wel aan de bounty-strand voorwaarden. De vissen waren er zo mak als iets doordat de vele toeristen er brood aan voederen. Je werd er letterlijk omgeven door de vissen.
We verlieten dit eiland met pijn in hart om onze reis verder te zetten te noorden van Manila, in Clark. Tot ’91 was dit een Amerikaanse luchtmachtbasis. De Pinoy’s hadden het echter gehad met de Yankees en hadden het contract van de basis niet meer verlengd. De Amerikanen trokken zich echter vlugger terug nadat in ’91 de Mount Pinatubo na 600 jaar weer tot leven kwam. Naast 350 doden bracht deze vulkaanuitbarsting ook voor miljoenen schade toe aan Amerikaanse toestellen. Na grondig onderzoek, bleek Al Qaida er voor niets tussen te zitten.
De vulkaan is nu tot rust en was het doel van onze trip. Daarvoor moesten we een nacht doorbrengen in Angeles, een dorpje aan de checkpoint of hoofdingang tot Clark. De Amerikaanse soldaten, die koene ridders die moraal en zeden over de wereld verspreiden, kwamen er destijds hun vleselijke lusten bekoelen. Nu staat het dorpje bekend als ‘city of friendship’. Het straatbeeld wordt er bij het vallen van de avond beheerst door dikke, oude, blanke mannen die zonder veel poeha op straat staan te onderhandelen over de prijs van nachtelijk gezelschap. In plaats van fruit en snacks verhandelen de venters er Cialis en Viagra.
Tijdens het drinken van een pintje in een redelijk normaal uitziend café (er stonden toch geen halfnaakte dames te schreeuwen aan de deur dat we er binnen moesten) konden we er derde-rangs amerikanen horen onderhandelen: 500 tot 1000 pesos voor een nacht met een Filippijnse vrouw. Toen de zoveelste Filipina bot ving bij mij, gaf mijn halfbeschonken buurman een wijze raad: “you’ve got to talk to them or they’ll lose interest in you”. Fijn om dat te weten, zielepoot...
De meest triestige stad die ik ooit gezien.

Vroeg in de ochtend pikte onze gids ons op voor de trektocht naar de krater van de vulkaan. Eerst 3u in een 4x4, waarvan het laatste uur doorheen het desolaat landschap rondom de vulkaan. Daarna een ‘wandeling’ van 45 minuten naar de top. Best wel de moeite. Een vreemdsoortig blauw water vult nu de krater. Op de weg ernaar toe kan je in verschoven stukken grond de aslaag duidelijk zien zitten. De rivieren zien geel van de sulfer.
De laatste dag van onze vrije week brachten we door in Baguio. Het was niet simp

el om er te geraken, gezien de bussen vol zaten met mensen die de afsluiter van het bloemenfestival wilden meemaken.
Het was inderdaad de moeite. Praalwagens vol bloemen werden afgewisseld met
kleurrijke dansers en koperblazers. De omstanders gingen pas echt door het lint toen een praalwagen met daarop een BP (bekende pinoy) passeerde. De stad zelf was overvol. De hotels zaten vol en op elk stukje groen stond een tent van een festivalganger.
Zo, dit is een (lange) notendop wat er afgelopen week allemaal gebeurd is. ‘k Zou nog veel meer kunnen schrijven, maar trop is teveel. Voor zij die er toch niet genoeg van hebben, ik verwijs jullie graag door naar de foto’s of naar de blogs van de anderen.
’t Was in elk geval een enorme belevenis en ik kan het iedereen aanraden.
Morgen begin ik op gynaecologie. Een nieuw avontuur kondigt zich aan.
Tot later